Bijlagen

bijlage 1

AFKORTINGEN GEBRUIKT IN DE LESSEN

AN              Aπguttara-Nikåya

Cv               Cullavagga

Dhp            Dhammapada

DN              D⁄gha-Nikåya

Jåt               Jåtaka

MN             Majjhima-Nikåya

P                  Pali

PTS             Pali Text Society

S                  Sanskriet

Snip            Sutta-Nipåta

SN               Saµyutta-Nikåya

bijlage 2

INDELING VAN DE PALI CANON

De Canon bestaat uit drie hoofdafdelingen die samen de Tipitaka, de ‘Drie Manden’, worden genoemd.

1.    Vinaya-pi†aka

Hierin worden de orde-regels voor monniken en nonnen uiteengezet, samen met commentaar en verhalen die vertellen hoe de regels tot stand zijn gekomen.

2.    Sutta-pitaka

Deze bevat de leerredes (sutta) van de Boeddha en bestaat uit vijf verzamelingen (nikåya):

  • Digha-Nikåya: de verzameling van lange leerredes.1
  • Majjhima-Nikåya: de verzameling van middellange leerredes.2
  • Samyutta-Nikåya: de verzameling van thematisch gegroepeerde leerredes.
  • Anguttara-Nikåya: de verzameling van numeriek geordende leerredes. In deze collectie staan leerstukken met hetzelfde aantal items, zoals de ‘vijf hindernissen’ en de ‘vijf krach- ten’, bijeen, net als in het Sangiti-Sutta en het Dasuttara-Sutta van de Digha-Nikåya.
  • Khuddaka-Nikåya: de verzameling van kleinere teksten, een heterogene collectie van

15 werken, waarvan de belangrijkste zijn:

  • Dhammapada, één van de meest bekende boeddhistische geschriften, vele malen ver- taald in Westerse talen. Alleen al in het Engels bestaan er meer dan dertig vertalingen van. In het Nederlands bestaan er twee vertalingen rechtstreeks uit het Pali.3
    • Udåna: spontane uitlatingen van de Boeddha.
    • Itivuttaka: citaten van de Boeddha.
    • Suttanipåta: leerredes die bijna allemaal in versvorm zijn. Vertaald in het Neder- lands.4
    • Theragåthå en Ther⁄gåthå, verzen van respectievelijk ontwaakte monniken en non- nen. Hiervan bestaat een Nederlandse vertaling.5
    • Jåtaka: mythische verhalen over vroegere geboortes van de Boeddha. Ze zijn zeer populair en zelfs al in vroege tijden doorgedrongen tot Europa. Hiervan bestaat een bloemlezing in het Nederlands.6

3.    Abhidhamma-pitaka

Een verzameling van scholastische teksten die een schematische weergave bevatten van de leer van de Boeddha:

  • Dhammasangani: een opsomming van psychische en materiële eigenschappen, dat wil zeggen de objecten en elementen van het bewustzijn.
  • Vibhanga: achttien verhandelingen over diverse thema’s van filosofische, psychologische en ethische aard.
  • Kathåvatthu: een boek waarin twistpunten tussen diverse boeddhistische scholen worden besproken, zoals het al dan niet bestaan van een ‘ziel’.
  • Puggalapaññatti: een psychologisch werk over diverse persoonlijkheidstypen.
  • Dhåtukathå: een uiteenzetting over de zintuiglijke functies die in achttien elementen worden geanalyseerd, namelijk in de zes zintuigen, de zes objecten van de zintuigen en de zes soorten gewaarwordingen die resulteren uit het contact tussen een zintuig en het erbij passende object.
  • Yamaka: het boek van paren van tegenstellingen.
  • Patthåna: het boek over het ontstaan van psychische verschijnselen en materiële vormen in termen van causaliteit en wederzijdse afhankelijkheid.
  • Jan de Breet en Rob Janssen, Majjhima-Nikåya – De verzameling van middellange leerredes, 3 dln., Asoka, Rotterdam, 2004-2005.
  • De eerste: Tonny Kurpershoek-Scherft, Dhammapada. Ingeleid en vertaald vanuit het Pali, De Driehoek, Amsterdam 1986. De tweede: Jan de Breet en Rob Janssen, Khuddaka-Nikåya – De verzameling van korte teksten, Deel 1: Sutta-Nipåta & Dhammapada, Asoka, Rotterdam, 2002.
  • Zie noot 3.
  • Ria Kloppenborg, Theråther⁄gåthå – Verzen van monniken en nonnen. Uitspraken van bevrijde mannen en vrouwen in het vroege boeddhisme, Asoka, Rotterdam, 2000.
  • Tonny Kurpershoek, Jåtaka – Ongrijpbaar is de Ganges. Wedergeboorteverhalen van de Boeddha, Asoka, Rotterdam, 2002.

bijlage 3

WOORDENLIJST

anattå —‘niet-zelf’ of ‘niet het zelf’; een van de Drie Kenmerken van het Bestaan. Zie Les 3.

anicca — onbestendig. Een van de Drie Kenmerken van het Bestaan. Zie Les 3.

arahat — een heilige: een persoon die de ‘boeien’ die binden aan het bestaan doorbroken heeft door het Edele Achtvoudige Pad tot in zijn uiterste consequentie te volgen en daardoor nirvana gerealiseerd heeft. Vergelijk met bodhisattva (Les 7).

bhikkhu/bhikkhun⁄ — monnik/non. Iemand die zijn of haar gehele leven aan de Dharma wijdt en geen betaald beroep in de maatschappij mag uitoefenen. Monniken en nonnen worden door de gemeenschap onderhouden. Zij hebben vrijwel geen bezittingen en leven vaak in kloosters. In sommige landen geven zij onderricht aan kinderen. Celibaat is verplicht. Hij of zij kan zonder probleem uit de Sangha treden en weer leek worden.

bodhisattva — ‘iemand wiens wezen ontwaken is’ of wellicht: ‘iemand wiens wezen op ont- waken gericht is’. Daar zij zich diepgaand identificeren met de rest van de wereld, worden bodhisattva’s gemotiveerd door een groot mededogen met alle levende wezens. Volgens de leer van het Mahåyåna zien zij af van nirvana voor zichzelf, zodat ze anderen beter kunnen helpen. Een bodhisattva vertegenwoordigt soms een aspect van de Boeddha, die als zodanig de mensheid kan helpen. Vergelijk met arahat (Les 7).

Boeddha — een Ontwaakte; minder juist, maar algemener gebruikt: een Verlichte. Er zijn boeddha’s in het verleden geweest en er zullen andere zijn in de toekomst. Meestal gebruikt voor Siddhattha Gotama (Skt. Siddhartha Gautama) die – volgens huidige wetenschappelijk inzichten – leefde van circa 490-410 voor Chr. Volgens de Theravåda traditie leefde hij van 563-483 voor Chr.

citta — ‘geest’ of ‘hart’ – als de zetel van het denken of de intelligentie. In het Chinees: hsin; in het Japans: shin. Zie Les 1.

deva — een god, maar in de Indische of Griekse betekenis anders dan in de Joods-Christelijke traditie. Soms te vertalen met ‘geest’ of ‘engel’. Boeddha verzette zich niet tegen de theologische opvattingen van zijn tijd. Desgevraagd bevestigde de Boeddha het bestaan van goden (MN II 129). Goden hebben minder kans om tot ontwaken te komen dan de mens. Ook zij zijn onderworpen aan geboorte en dood; zij lijden vooral aan het einde van hun bestaan. Voor de moderne boeddhist zijn zij niet belangrijk. Men kan ze vergelijken met de archetypen van C.G. Jung.

Dhamma (Skt. Dharma) — Term met vele betekenissen: Leer (van de Boeddha), plicht, wet, gedachte, ding, element van de werkelijkheid – afhankelijk van de context.

dukkha — meestal vertaald met ‘lijden’. De term heeft echter een ruimere betekenis. In Vedische tijden werd het woord gebruikt voor het wiel van een wagen dat niet goed gecentreerd was en daardoor niet goed liep. In later tijd werd het gebruikt ter aanduiding van een hele scala van gevoelens: van fysieke pijn tot een vaag gevoel van onbehagen met het bestaan, het gevoel dat er ‘iets niet pluis is’ met mens en wereld. Het frustrerende gevoel dat alles ‘niet op rolletjes loopt’, dat de dingen niet zijn zoals we zouden willen dat ze zijn. Op existentiëel niveau is het de ervaring van de eindigheid van ons bestaan en de dreiging van ziekte en aftakeling. Ook de aanwezigheid van niet geliefde personen en de afwezigheid van geliefde personen wordt door de Boeddha expliciet als een vorm van ‘lijden’ omschreven. Een geluksgevoel wordt eveneens dukkha genoemd, omdat we maar al te goed beseffen dat het eindig is. Dukkha is voornamelijk onze reactie op anicca, het kenmerk van onbestendig- heid. Zie Les 3. Het is een van de Drie Kenmerken van het Bestaan en het ophouden ervan is het voornaamste doel van de Leer van de Boeddha.

karma (Sanskriet) — Pali: kamma. Letterlijk: daad. Het is een bewust gewilde, intentionele daad. De theorie van het karma staat in nauw verband met de theorie over de aard van het zelf en de betekenis van wedergeboorte.

karunå — mededogen, compassie. De ontwikkeling van mededogen behoort tot de vier vormen van meditatie die een Goddelijk Verwijlen (brahmå-vihåra) worden genoemd. In het Mahåyåna is mededogen het complement van inzicht (prajñå), waarmee het samen tot de staat van Ontwaken leidt.

kusala — vaardig, heilzaam. Iedere handeling of gedachte kan als kusala of akusala (onheilzaam) aangemerkt worden. Als een daad kusala is, leidt zij in de richting van het Ont- waken.

mettå — liefdevolle vriendelijkheid. De ontwikkeling van liefdevolle vriendelijkheid te- genover alle levende wezens behoort tot de vier vormen van meditatie die een Goddelijk Verwijlen (brahmå-vihåra) worden genoemd. Zie Les 6, 9 en 10.

muditå — medevreugde (over het geluk van anderen). De ontwikkeling van medevreugde behoort tot de vier vormen van meditatie die een Goddelijk Verwijlen (brahmå-vihåra) worden genoemd.

nibbåna — Skt. nirvåna. Ned.: nirvana. Dit is het doel van alle boeddhistisch streven (zie Les 3). Het is een psychische toestand die in dit leven door iedereen bereikt kan worden en door een arahat bereikt is. Hoewel Boeddha het beschrijft als ‘ongeboren, ongeworden, ongemaakt, ongeconditioneerd’ moet het niet verward worden met de totale vernietiging (annihilatie) van het individu bij de dood. De Boeddha leert: ‘Te zeggen dat een arahat na de dood bestaat, zou niet passend zijn, en te zeggen dat hij na de dood niet bestaat, zou evenmin passend zijn.’ De meest concrete van de vele benaderende omschrijvingen van nirvana stelt dat het de vernietiging binnen een individu is van begeerte, haat en verwarring (de grondoorzaken van het lijden) (SN IV 251).

paññå — Skt. prajñå. Inzicht: het directe waarnemen van de dingen zoals ze zijn. Soms vertaald met ‘wijsheid’. In het Mahåyåna is ‘inzicht’ het complement van ‘mededogen’ (karunå), waarmee het samen tot de staat van Ontwaken leidt.

samådhi — concentratie, eenpuntigheid van geest, absorptie. Een toestand van diepe meditatie. Het is de laatste trede van het Edele Achtvoudige Pad. Zie Les 5.

samatha — kalmte, innerlijke rust, sereniteit van de geest. Het is het doel van een bepaalde meditatie-oefening. Zie de Lessen 2, 9 en 10.

samsåra — de kringloop van het bestaaan; de cyclus van leven en dood, van geboren worden, sterven en weer geboren worden. Ook wezens die niet tot deze wereld behoren, zoals deva’s, zijn onderworpen aan dit proces. Nirvana betekent bevrijding van saµsåra. In het Mahåyåna echter zijn samsåra en nirvana identiek. Zie Les 6 en de aard van het ‘ik’ in Les 3.

sila — moraliteit, zedelijk gedrag. Zie kusala in het bovenstaande en de Lessen 1 en 10.

saddhå — Skt. sraddhå. vertrouwen. Soms vertaald met: geloof. Iets blind geloven op gezag van een autoriteit of geopenbaard heilig boek wordt in het boeddhisme niet aanbevolen. Zie Les 1.

suñña — leeg, ontdaan van realiteit, niet-substantiëel. Zie Snip 1119. Als substantief (suññaµ): leegte, nirvana. Skt. sunyatå: leegte. In het Mahåyåna is het een centraal begrip: de leegte van alle dingen. De leegte is geen entiteit. De leegte is zelfs leeg van het begrip leegte. Zie Les 7.

upekkhå — Skt. upekså. Gelijkmoedigheid of sereniteit. Het vermogen om problemen in het leven tegemoet te treden zonder er emotioneel door geraakt te worden. Niet te verwar- ren met ‘onverschilligheid’.

vedanå — gevoel. De elementaire gewaarwording dat iets aangenaam, onaangenaam of neutraal is van gevoelswaarde.

vipassanå — helder inzicht. Dit te verkrijgen is het doel van een bepaalde meditatie-methode. Zie de Lessen 9 en 10.

bijlage 4

DE UITSPRAAK VAN HET PALI

Pali-woorden en -namen in deze cursus zijn geschreven in Romeinse letters met waar nodig diacritische tekens, volgens de standaardspelling van Indische teksten in het Westen.

Bij de klinkers a, i en u wordt onderscheiden tussen korte en lange klinkers. De lange klin- kers worden aangeduid met een liggend streepje boven de letter: å, ⁄, ¨. De uitspraak is als in ‘paar’, ‘dier’, ‘stoer’. De klinkers e en o zijn lang, als in ‘zweep’ en ‘oog’, behalve voor een dubbele medeklinker: dan zijn ze kort zoals in ‘pet’ en ‘pot’. De korte a, i en u worden uitgesproken als in ‘pas’, ‘iep’ en ‘doek’.

m (de anusvåra) is een teken dat de voorafgaande klinker nasaliseert. Hierbij klinkt bij- voorbeeld taµ als het Franse ‘temps’.
g wordt uitgesproken als in het Engelse ‘get’.
n wordt uitgesproken als ng in ‘koning’.
c wordt uitgesproken als ch in het Engelse ‘chip’.
j wordt uitgesproken als in ‘junk’.
ñ wordt uitgesproken als nj in ‘oranje’.
t, d, n en l zijn zogenaamde cerebralen en worden uitgesproken als t, d, n en l met de tongpunt naar achteren gebogen tegen het harde gehemelte.
y wordt uitgesproken als j in ‘jong’.
r wordt uitgesproken als een duidelijke tong-r.
Een h na een medeklinker moet altijd nadrukkelijk worden uitgesproken, bijvoorbeeld kh zoals in ‘pakhuis’. Alle andere letters worden uitgesproken zoals in het Nederlands.

In deze cursus worden soms ook Sanskriet woorden geciteerd. Deze bevatten de volgende speciale letters:
s’ wordt uitgesproken als sj in ‘sjaal’.
s‚ wordt uitgesproken als s met de tongpunt naar achteren gebogen tegen het gehemelte.
r. werd oorspronkelijk uitgesproken als de gevocaliseerde r in de naam van de Tsjechische stad Brno. In de huidige tijd klinkt hij als ri, bijvoorbeeld in Krsna (Krishna).

Begrippen in het Pali en Sanskriet lijken sterk op elkaar omdat het nauw verwante talen zijn. Pali lijkt soms op vereenvoudigd Sanskriet, zoals Italiaans een afgesleten vorm van het Latijn is. Dharma, nirvåna, arhat, smrti in het Sanskriet zijn resp. dhamma, nibbåna, arahat, sati in het Pali.

bijlage 5

INHOUDSOPGAVE

Deze schriftelijke cursus van de Stichting Vrienden van het Boeddhisme bestaat uit elf les- sen plus een pakket van bijlagen, die met de eerste les meegestuurd wordt. Voorafgaand aan Les 1 staat een voorwoord.

bijlagen

Bijlage 1        Afkortingen

Bijlage 2        Indeling van de Pali-Canon Bijlage 3                    Woordenlijst

Bijlage 4        Uitspraak van het Pali Bijlage 5              Inhoudsopgave

les 1 — wat is boeddhisme?

Voorwoord

Een religie en een wereldbeschouwing Grondprincipe

Een oefenweg

Boeddhisme en morele discipline Conclusie

Praktisch werk

les 2 — een korte geschiedenis

Het leven van Siddhårtha Gautama De vier hemelse boodschappers De spirituele zoektocht

Het ontwaken

De prediking van de leer

De drie belangrijkste stromingen binnen het boeddhisme De verspreiding van het boeddhisme

Het boeddhisme in het Westen Praktisch werk

les 3 — de drie kenmerken van het bestaan

Anicca (Onbestendigheid) Dukkha (Lijden)

Anattå (Zelfloosheid)

De vijf componenten van de persoonlijkheid De drie vuren

Nirvana Praktisch werk

les 4 — de vier edele waarheden

De Vier Edele Waarheden of Werkelijkheden De Waarheid van het Lijden

De Waarheid van de Oorsprong van het Lijden De Waarheid van de Opheffing van het Lijden

De Waarheid van het Pad dat leidt naar de Opheffing van het Lijden Praktisch werk

les 5 — het edele achtvoudige pad

De ketenen

Het Edele Achtvoudige Pad De juiste visie

De juiste intentie Het juiste spreken Het juiste handelen

De juiste wijze van levensonderhoud De juiste inspanning

De juiste aandacht (opmerkzaamheid) De juiste concentratie

Praktisch werk

les 6 — karma en wedergeboorte

Samenhang der begrippen Karma

Wedergeboorte van leven naar leven Wedergeboorte van moment naar moment Anattå en wedergeboorte

De twaalf schakels van de ketenen van voorwaardelijk ontstaan Praktisch werk

les 7 — het mahåyåna-boeddhisme in india

Inleiding

De Bodhisattva

De beoefening van de Zes Perfecties De leer van de Leegte

De leer van het Midden

De Transcendente Boeddha’s

De leer van ‘Alleen-Geest’ en de Yogacåra-school De leer van de Boeddha-natuur

Mantrayåna en Vajrayåna Praktisch werk

les 8 — het mahåyåna boeddhisme buiten india

China

De Tiantai-school

De Huayan-school en de Chenyan-school De Zuivere Land-school

De Chan-school Japan

Japanse scholen De Zen-scholen

Vormen van Zen-meditatie Tibet

De Eerste Introductie De Tweede Introductie Het Vajrayåna in Tibet

Jongste geschiedenis

Vormen van meditatie in het Tibetaanse boeddhisme Extra: Tulku’s

les 9 — de theorie van meditatie

Waarvoor dient meditatie

Werkingen aan meditatie toegeschreven Hindernissen voor meditatie

Zes karaktertypen

Het onderscheid tussen gevoelens en emoties Meditatie onderwerpen

Factoren die kunnen optreden De vijf helende vermogens

les 10 — de praktijk van meditatie

Inleiding

Sila of morele discipline, zelfbeheersing Zitmeditatie – regelmatig oefenen Lichaamshouding

Soorten meditatie Ånåpånasati Mettå

Vipassanå

Oefenen in het dagelijks leven

les 11 — het boeddhisme in het westen

De introductie van het boeddhisme in het Westen De drie voornaamste boeddhistische stromingen Westerse belangstelling voor het boeddhisme

De toekomst van het boeddhisme in het Westen Boekenlijst