Les 1 – Wat is boeddhisme

VOORWOORD

Welkom bij de cursus ‘Inleiding tot het Boeddhisme’ van de Stichting Vrienden van het Boeddhisme.

U zult zich wellicht afvragen wat u van de cursus kunt verwachten. Dat is moeilijk te zeggen want veel zal afhangen van de moeite die u er zelf in investeert. Als u de lessen slechts eenmaal doorneemt, nooit contact met uw begeleider opneemt en de praktische oefeningen overslaat, dan zal het geheel u vermoedelijk teleurstellen. De meeste openbare bibliotheken hebben boeken over het boeddhisme op de plank en daar kunt u even goed informatie uit halen. Maar als u de cursus gebruikt volgens de opzet dan kunt u er wellicht iets mee winnen dat niet gevonden kan worden in een boek.

Het is dan wel zaak om in het contact met uw begeleider al datgene naar voren te brengen waarover u meer informatie of een nadere uitleg verlangt. In de dialoog met uw begeleider zal hopelijk veel verduidelijkt kunnen worden.

De bedoeling van de cursus is om aan belangstellenden de betekenis en de waarde van het boeddhisme te tonen en om een indruk te geven van de verscheidenheid van boeddhistische stromingen, en verder om voldoende elementaire informatie over de boeddhistische leer te bieden om deze op eenvoudige wijze in praktijk te kunnen brengen. Theorie zonder praktijk heeft immers slechts beperkte waarde.

In de cursus wordt getracht om een helder en evenwichtig overzicht van de basisbegrip- pen van het boeddhisme en van de leerstellingen van enkele van de belangrijkste scholen te geven. Daarnaast bevatten de lessen ook enkele richtlijnen voor de beoefening van eenvoudige vormen van meditatie.

Eigenlijk vormt het boeddhisme een ‘doe-het-zelf’ methode. De Boeddha spoorde zijn leerlingen aan met de woorden: ‘Jullie moeten in je leven jezelf tot eiland zijn, jezelf tot toevlucht zijn en niemand anders tot toevlucht hebben; laat de Leer jullie tot eiland zijn, laat de Leer jullie tot toevlucht zijn en niet iets anders.’ (DN II 100)

Kennisnemen van het boeddhisme hoeft in intellectueel opzicht geen bijzonder moeilijke onderneming te zijn. De Boeddha onderwees zijn Leer niet alleen aan geleerde brahmanen, maar ook aan eenvoudige werklieden. Toch is een zekere mate van verstandelijk begrijpen van de belangrijkste termen onontbeerlijk voor een juist begrip van de Leer. Sommige van deze termen kunnen echter niet nauwkeurig in het Nederlands weergegeven worden. Soms komt dat omdat er geen Nederlands begrip voorhanden is dat met het gebruikte Sanskriet- of Pali-woord correspondeert, zoals b.v. bij het woord nirvå~a (S) of nibbåna (P). Soms ook heeft een bepaald woord in het Sanskriet of Pali een grote verscheidenheid aan betekenissen en is er om die reden eigenlijk geen geschikt Nederlands woord voor te vinden, b.v. bij de

vertaling van het woord dukkhaµ, waarvan de betekenis varieert van ‘pijn’ of ‘smart’ tot ‘onvrede’, en dat meestal vertaald wordt met ‘leed’ of ‘lijden’.

Bij vertaling in een nieuwe taal zijn de risico’s van foutieve interpretatie heel reëel. Die moet men echter durven nemen, als men de boodschap überhaupt wil laten overkomen. Men zal er zich bij moeten neerleggen dat alle leringen, zelfs de woorden van de Boeddha zelf, niet meer dan een benadering kunnen zijn van de ervaring van het Ontwaken. Zich verlaten op woorden alleen belemmert werkelijk inzicht.

In de cursus worden soms woorden in het Sanskriet (S) of in het Pali (P) gebruikt, soms met en soms zonder vertaling. Zo veel mogelijk worden echter Nederlandse woorden gebruikt. De termen die vertaald worden in het Nederlands stammen uit het Pali tenzij anders aan- gegeven. Aan het einde van de eerste les is een lijst [Bijlage 3] opgenomen van de belang- rijkste begrippen. Wij raden onze cursisten aan deze lijst af en toe te raadplegen zodat men vertrouwd raakt met de terminologie. Als er een woord in het Sanskriet of Pali in de tekst wordt gebruikt dat niet in de lijst is opgenomen zal er een vertaling bij gegeven worden.

Citaten uit de Pali-Canon worden gegeven met verwijzing naar de editie van de Pali Text Society in Londen. Zo betekent bijvoorbeeld MN II 140 achter een citaat dat deze tekst te vinden is in het tweede deel van de Majjhima-Nikåya (de verzameling van Middellange Leerredes van de Boeddha) , bladzijde 140 van de editie in het Pali van de Pali Text Society. Bij Dhammapada en Sutta-Nipata slaat de nummering echter op de verzen.

De meeste cursisten zullen een vertaling in een moderne taal willen raadplegen, wanneer zij een citaat willen nalezen in zijn context. In vrijwel alle vertalingen van Pali teksten wordt per bladzijde verwezen naar de corresponderende bladzijde van de editie van de Pali Text Society. Zo kan men eenvoudig in welke vertaling dan ook een in deze lessen gegeven citaat opzoeken en de verdere context lezen. Men raadplege de lijst van afkortingen [Bijlage 1].

Teksten uit de Digha Nikåya, de Majjhima-Nikåya en de Khuddaka-Nikåya kunnen in het Nederlands nagelezen worden in de door Uitgeverij Asoka uitgegeven vertalingen van de hand van Jan de Breet en Rob Janssen. Voor cursisten die toegang tot het internet heb- ben en die het Engels machtig zijn is er de mogelijkheid om een groot aantal in het Engels vertaalde teksten uit de Pali-Canon te lezen op de website van ‘Access for Insight’: http:// www.accesstoinsight.org. Duitse vertalingen van teksten uit de Pali-Canon zijn te vinden op: http://www.palikanon.com.

Het idee voor de opzet van een schriftelijke cursus met begeleiding door mentoren is ontleend aan de geslaagde correspondentiecursus van de Britse Buddhist Society. Ook de al- gemene benadering van de inhoud en de indeling in hoofdstukken zijn door dat voorbeeld geïnspireerd. De teksten zijn echter grotendeels herschreven en aangevuld en daarvoor is de Stichting Vrienden van het Boeddhisme verantwoordelijk.

les 1

WAT IS BOEDDHISME ?

Boeddhisme is een westerse term voor het omvangrijke geheel van leerstellingen, praktijken en culturele uitingen dat zich gedurende 2500 jaren heeft ontwikkeld op basis van de Leer die verkondigd werd door Siddhårtha Gautama, die bekend is geworden als de Boeddha, letterlijk: de Ontwaakte, en die ongeveer geleefd moet hebben van 490 tot 410 v.C. in Noord-India.

Het doel van de Leer (Dharma (S) of Dhamma (P)) van de Boeddha is – naar zijn eigen zeggen – de mensheid te helpen om dezelfde toestand van Ontwaken te bereiken die hijzelf verwezenlijkt had en om zich daarmee te bevrijden van het lijden dat veroorzaakt wordt door onwetend en zelfzuchtig denken, spreken en handelen.

De boeddhistische leer verspreidde zich binnen enkele eeuwen door heel het Indiase subcontinent. Al in de derde eeuw voor onze jaartelling, werd de leer overgebracht naar Sri Lanka, en in latere eeuwen via de zeeroutes naar de landen van Zuidoost Azië, en in de achtste eeuw van onze jaartelling naar het huidige Indonesië, waar de Boroboedoer de indrukwekkende stille getuige is van een groots boeddhistisch verleden. Via het netwerk van handelswegen,

m.n. de Zijderoute, bereikte de leer nog voor het begin van de westerse jaartelling Centraal Azië en van daaruit vervolgens China, en later Korea en Japan. In de achtste eeuw vond de leer ook toegang tot Tibet en van daaruit enkele eeuwen later tot Mongolië. Rond 1200 waren de boeddhistische tradities door diverse oorzaken zo goed als verdwenen uit hun ontstaansgebied, het oude India. In het Westen raakte het boeddhisme pas in de negentiende en twintigste eeuw beter bekend.

Kort na de dood van de Boeddha begon de bloei van zijn Leer. De nadruk die kwam te liggen op het ene of andere aspect van zijn leringen gaf aanleiding tot het ontstaan van verscheidene scholen. Het huidige Theravåda-boeddhisme is de enige nog bestaande voortzetting van één van deze oudere scholen, en daarmee is het de oudste nog levende boeddhistische traditie. We treffen deze school tegenwoordig vooral aan op Sri Lanka en in Birma, Thailand, Laos en Cambodja. De in deze traditie bewaarde teksten bevatten de oudst bewaard gebleven weergave van de Leer van de Boeddha. Deze teksten zijn in het Pali overgeleverd en daarom spreken we van de Pali-Canon. Pali is een Middelindische taal, die tot de Indo-europese talen behoort en die nauw verwant is aan het Sanskriet. Het is niet de taal die de Boeddha zelf gesproken heeft, zoals soms gedacht wordt. Van sommige van de andere oudere scholen van het boeddhisme zijn enkele teksten in het oorspronkelijke Sanskriet en een vrij groot aantal in Chinese vertaling bewaard gebleven.

Rond het begin van onze jaartelling kwamen nieuwe boeddhistische denkbeelden naar voren die bekend werden onder de noemer Mahåyåna (het Grote Voertuig). Door de aanhangers daarvan werd het oudere boeddhisme enigszins geringschattend Hinayåna (het Kleine of Mindere Voertuig) genoemd. Ook binnen het Mahåyåna ontwikkelden zich verscheidene scholen. Het Sanskriet was de voertaal van de vele, soms zeer omvangrijke geschriften die door deze stroming geproduceerd werden. Veel van die oorspronkelijke teksten zijn verloren gegaan maar zijn wel bewaard gebleven in Chinese en Tibetaanse vertalingen.

In China ontwikkelde het Mahåyåna zich in enkele nieuwe richtingen verder, en in die ‘Chinese’ vormen werd het doorgegeven aan Korea en Japan, en later ook aan Vietnam.

Het Tibetaanse boeddhisme bewaart vele kenmerken van het Mahåyåna-boeddhisme in zijn laatste Indische ontwikkelingsfase, waarin esoterische leringen, wijdingen en vormen van rituele meditatie een steeds grotere rol waren gaan spelen. Het wordt vaak aangeduid als het Vajrayåna – het Diamanten Voertuig.

Oudere vormen van zulk esoterisch boeddhisme werden eerder al overgeleverd naar China, Japan en Indonesië, (denk daarbij weer aan de Boroboedoer).

Het Mahåyåna-boeddhisme verspreidde zich aanvankelijk ook naar Sri Lanka en de lan- den van het vasteland van Zuidoost Azië maar daar werd het later gaandeweg weer ver- drongen door het Theravåda-boeddhisme.

een religie en een levensbeschouwing

Het boeddhisme is een niet-theïstische religie. De oorsprong ervan is gelegen in het Ont- waken (bodhi) – het tot een Boeddha worden – van Siddhårtha Gautama, zoals hij in de Sanskriet-teksten genoemd wordt – in het Pali: Siddhattha Gotama. De leringen komen voort uit het verlossende inzicht dat deze mens bereikte in de nacht van zijn Ontwaken onder de Bodhi-boom in het huidige Bodh Gayå.

Als Boeddha benoemde hij de fundamentele feiten van ons bestaan: Veranderlijkheid (aniccatå), Leed in al zijn vele vormen (dukkhaµ), en Zelfloosheid (anattå). Wij trachten te ontsnappen aan het lijden, maar Begeerte, Haat en Onwetendheid houden ons gevangen in een vicieuze cirkel, waaruit wij ons alleen kunnen bevrijden door de dingen te leren zien ‘zoals ze werkelijk zijn’ (yathå bh¨taµ). Dit geschiedt door de weg te volgen die de Boeddha, naar zijn eigen woorden, herontdekt heeft ‘als een oude weg naar een vergeten stad.’ (SN II 104)

Het boeddhisme postuleert in geen enkele van zijn vele scholen een Schepper-God die boven zijn schepselen uitstijgt en macht over hen heeft. Evenmin wordt de Leer van de Boeddha beschouwd als een openbaring waarin men zou moeten geloven. De Boeddha zelf gaf de aanbeveling iedere stap van zijn Pad zorgvuldig te toetsen. Waar in de openbaringsreligies de Godheid wordt gezien als een wezen of een onpersoonlijk principe dat boven zijn eigen

schepping uitstijgt, kent men in het boeddhisme slechts de Wet (Dharma of Dhamma) als een neutraal en onafhankelijk zelfregulerend principe dat inherent is in en aan alles en allen. Wij doen onszelf en anderen kwaad wanneer we inbreuk maken op deze Wet.

Vanuit een theïstisch perspectief lijkt het boeddhisme dus minder een religie dan een levens- beschouwing. Kennismaking met het boeddhisme in de landen van herkomst doet ons echter beseffen dat er vele religieuze aspecten aan de praktijk van het boeddhisme te onderkennen zijn: devotie, eerbewijs, riten, feesten, vieringen en vormen van training waarin al deze elementen aan de orde komen. Tot de functies van het boeddhisme als geïnstitutionaliseerde religie behoorde ook de formulering van regels voor gewenst sociaal gedrag en een juiste ethische leefwijze.

In alle scholen van het boeddhisme wordt de Boeddha vereerd als de gids op het spirituele pad. Dit vormt wellicht de grootste aantrekkingskracht van het boeddhisme; dat mensen zich zelf kunnen bevrijden van onwetendheid en het leed dat daar een gevolg van is, door in de voetstappen te treden van een mens die tot Ontwaken kwam, die een Boeddha werd.

Het boeddhisme kent vele scholen, die zich van elkaar onderscheiden door de nadruk die gegeven wordt aan diverse aspecten van de Leer. Men kan de verschillende stromingen in het boeddhisme beschouwen als de spaken van een wiel die uitlopen vanuit de naaf. Op de velg mogen zij van zeer uiteenlopende aard lijken, maar in het midden hebben zij een solide kern van grondprincipes met elkaar gemeen. Een betere vergelijking is misschien die met een rivier die in zijn delta in vele vertakkingen uitwaaiert, maar die in het gebergte gevoed wordt door een enkele bron.

Bij de rationele formuleringen van de Leer, zoals we die vinden in de diverse scholen van het boeddhisme, dienen we voor ogen te houden dat het directe inzicht (paññå) in de werkelijkheid – het zien van de dingen zoals ze zijn (yathå bh¨taµ) – niet volledig door het verstand of door boekenwijsheid verworven kan worden. Het verstand kan hoogstens vermoeden waar het Pad van de Boeddha ligt. Men moet het zelf betreden, want niemand – ook een Boeddha niet – kan een ander alleen door woorden deelgenoot maken van de ervaring van het Ontwaken. De overgeleverde teksten spreken daarover duidelijke taal. Soms aanvaardt een gesprekspartner van de Boeddha, verstandelijk en emotioneel geraakt door zijn woorden, de verkondigde Leer. Maar toch duurt het dan nog enige tijd, soms geruime tijd, voordat zo iemand – in de klassieke formulering – ‘met niet aflatende ijver en energie het onovertroffen einddoel van het heilige leven’ bereikt, ‘het al in dit leven zelf ontdekkend en realiserend’ en daarmee tot verlossing van lijden, tot bevrijding komt (o.a. DN I 177).

In de diverse stromingen van het boeddhisme – het Theravåda-boeddhisme, de Mahåyåna- richtingen van Chan en Zen en het ‘Zuivere Land’-boeddhisme, en het Vajrayåna – is een

grote verscheidenheid aan leringen en vormen van training te vinden. Om ons daarin enigszins te kunnen oriënteren zal enige elementaire kennis van de fundamentele beginselen van de Leer zeer behulpzaam zijn.

De meeste van die principes zijn te vinden in de Pali-Canon – zoals al gezegd de oudste en meest volledig bewaard gebleven weergave van de Leer van de Boeddha. De teksten van de Pali-Canon zijn weliswaar reeds in de eerste eeuwen na het overlijden van de Boeddha sterk geredigeerd, zodat we niet kunnen spreken van een letterlijke overlevering van de woorden van de Boeddha, maar toch is de kern van de Leer ongetwijfeld goeddeels in deze teksten bewaard gebleven.

Latere scholen hebben nieuwe accenten gelegd en hebben nieuwe canonieke teksten voort- gebracht die geacht werden op bijzondere wijze overgeleverd te zijn, b.v. doordat ze door de Boeddha tijdelijk aan niet-menselijke wezens toevertrouwd waren totdat de tijd rijp zou zijn om ze aan mensen door te geven, of doordat ze door een transcendente Boeddha tijdens visionaire meditatie aan volgelingen zouden zijn overgedragen.

Hoe dit ook zij, enige kennis van de inhoud van de Pali-Canon is voor boeddhisten van alle richtingen zeer nuttig en gewenst, ook al kan hun belangstelling of voorkeur vervolgens uitgaan naar bijvoorbeeld Zen-geschriften of de leringen van Tibetaanse meesters.

grondprincipe

‘Vroeger’, zei de Boeddha, ‘verkondigde ik en nu nog verkondig ik alleen het lijden en het ophouden van het lijden’ (MN I 140). Hij was niet geïnteresseerd in het vinden van een eerste oorzaak van de wereld of van een absoluut zelf (een God of een ziel). Hij ontried zijn volgelingen hun tijd te verdoen met het debatteren over zulke nutteloze vragen. Bijna het gehele stelsel van theorieën die zich in het boeddhisme ontwikkelden, is het product van latere denkers. Boeddha’s belangrijkste oogmerk was het individu, zijn lijden en het pad dat hij ontdekt en tot het eind bewandeld had om hieraan een einde te maken. Het woord ‘lijden’ (dukkhaµ) had een ruime scala van betekenissen: van geestelijk en lichamelijk lijden tot louter irritatie, frustratie en ontevredenheid met de dingen zoals we ze ervaren en tot zelfs een algemeen gevoel van onvolledigheid, van onbevredigdheid dat aan ons allen knaagt.

een oefenweg

Sommige onderzoekers benaderen het boeddhisme als een onderwerp dat van buitenaf bestudeerd kan worden, als een exotisch denksysteem dat geen praktische waarde heeft voor gewone mensen van nu. Natuurlijk kan men het boeddhisme onderzoeken zonder het ooit in de praktijk te brengen, zoals men de oude Egyptische religie kan bestuderen

zonder zich genoodzaakt te voelen de god Amon te vereren. Het boeddhisme is echter een levende zelfverlossingsleer en men kan de essentie ervan, de bevrijding die de Boeddha in het vooruitzicht stelt, niet ervaren indien men zijn Leer niet in de praktijk brengt. Zoals men de smaak van bepaalde vruchten niet leert kennen zonder die zelf te proeven.

Het boeddhisme bestaat niet uit een serie ‘geloofsartikelen’, maar is een religieuze oe- fenweg, gebaseerd op de disciplines van s⁄la (Moraliteit), samådhi (Meditatie) en paññå (Inzicht). De Leer kent geen geboden en geen catechismus die regels en geloofswaarheden oplegt aan haar aanhangers. Het boeddhisme is eerder een weg die iedere aanhanger zelf moet leren gaan.

In het Kålåma-sutta (AN I 189) zei de Boeddha tegen de leden van de clan van de Kålåma’s die in verwarring gebracht waren door de elkaar vaak tegensprekende beweringen van allerlei leraren: ‘Welaan, Kålåma’s, laat jullie niet leiden door traditie, door overlevering, door horen zeggen, door de autoriteit van geschriften, door verstandelijk redeneren, door logisch denken, door methodische overwegingen, door de inzichtelijkheid van een visie, door de indruk van waarschijnlijkheid, door respect voor een leraar. [Maar] wanneer jullie vanuit jezelf weten: ‘deze leringen zijn onheilzaam, deze leringen zijn foutief, deze leringen worden door de wijzen gelaakt, deze leringen leiden, wanneer ze opgevolgd zijn, wanneer we ze op ons genomen hebben, tot onheil, tot lijden’, dan moeten jullie ze verwerpen.’

Dit is een negatieve formulering, maar de Boeddha deed ook een positieve uitspraak over de vraag welke leer men kan aanvaarden. Toen zijn tante en pleegmoeder hem om een lering vroeg waaraan zij zich (als non) vol ijver in alle teruggetrokkenheid kon wijden, antwoordde hij haar: ‘…, maar van welke leringen, Gotami, je te weten kunt komen: ‘deze leringen leiden tot passieloosheid, niet tot passie, tot onthechting, niet tot gebondenheid, tot verlies van wereldsheid, tot bescheidenheid, niet tot veeleisendheid, tot tevredenheid, niet tot ontevredenheid, tot afzondering, niet tot sociaal verkeer, tot ontplooiing van energie, niet tot luiheid, tot soberheid, niet tot verwendheid’, daarvan mag je zonder meer aannemen: dit is de Leer, dit is de Discipline, dit is de Leer van de Leraar.’ (Cv 10.5.1)

boeddhisme en morele discipline

Het boeddhisme kent een duidelijk omschreven ethiek, die echter niet gebaseerd is op de geboden van een God, zoals dat in de westerse religies het geval is, maar op raadgevingen en op geloften die door de aanhangers vrijwillig kunnen worden aanvaard en nageleefd. We kunnen hier spreken van een autonome ethiek in tegenstelling tot de heteronome ethiek van de westerse religies. In dit opzicht staat het boeddhisme dichter bij het humanisme dan bij het christendom, het jodendom of de islam. Het boeddhisme ontleent zijn waarden en

normen aan de Dharma, aan de Leer, die een ethische wet vormt waarvan gezegd wordt dat hij ‘door wijze mensen innerlijk te ervaren is.’ (o.a DN II 93)

De boeddhistische Leer benoemt de drie ‘hoofdoorzaken’ (m¨la-hetu) van ons lijden – in beeldspraak ook wel de Drie Vuren genoemd – als Begeerte (lobha), Haat (dosa) en Verwar- ring (moha). Het begrip Onwetendheid (avijjå) wordt vaak in plaats van het begrip Verwar- ring gebruikt. Kenmerkend voor beide is: het geloof in een ‘ik’ of een ‘zelf’ (sakkåya-di††hi), de illusie dat wij als mensen een zelfstandige en onveranderlijke identiteit bezitten.

In het Åditta-Sutta (SN III 71) spreekt de Boeddha over onze lichamelijke en geestelijke menselijke bestaansvorm als een samenstel van Vijf Componenten (khandhas), die alle in brand staan (åditta). In de Kathåvatthu (Kv 209) zegt hij dat ‘alles’ in brand staat. Dit ‘alles’ verklaart hij nader als de zes zintuigen – (gezichtsvermogen, gehoor, reukzin, smaak, tastzin en ordenend verstand), de zes objecten van de zintuigen (zichtbare vorm, geluid, geur, enz.) en de gevoelens die bij zintuiglijke waarnemingen opkomen. Dit alles brandt door de Drie Vuren van Begeerte, Haat en Verwarring.

Vrijwillig aanvaarde morele discipline vormt een onmisbaar hulpmiddel op de weg naar het Ontwaken. Dit Ontwaken houdt immers een opheffing in van de ‘ik-illusie’ de overtuiging dat we een zelfstandige werkelijkheid vormen, afgezonderd van de rest van de wereld. Groeiend inzicht in de aard van deze illusie heeft een sterker besef van morele verantwoordelijkheid tot gevolg. Ook versterkt en zuivert morele discipline de motivatie om tot Ontwaken te komen.

In hoofdstuk 6 zal de leer over karma en wedergeboorte nader licht werpen op de waarde van morele discipline.

conclusie

Een bekend verhaal uit de Pali-Canon vertelt over een man die gewond is door een giftige pijl. Zijn vrienden en verwanten snellen toe om hem te helpen, maar hij weigert alle hulp tot hij weet wie de pijl afgeschoten heeft, in welk dorp of welke stad de schutter woont, met wat voor soort boog de pijl afgeschoten is, van welke vogelsoort de veren op de pijlschacht gemaakt zijn etc. ‘Die man zou dit alles nog steeds niet weten op het moment dat hij zou sterven.’ (MN I 429-430) Evenzo, zei de Boeddha in dezelfde sutta-tekst, is het niet verstandig te wachten tot men het antwoord gekregen heeft op allerlei moeilijke vragen zoals: ‘is de wereld eeuwig of niet; is de ziel hetzelfde als het lichaam of niet; bestaat een verloste na de dood of niet?’

Allerlei vormen van leed zijn onverbrekelijk verbonden met ons bestaan in deze wereld, en hoofdzaak is ons daarvan te trachten te bevrijden. De Boeddha heeft daartoe de weg ge- wezen. Aan niet-relevante kwesties zouden wij geen tijd en aandacht moeten verspillen.

Het boeddhisme biedt geen gemakkelijke oplossing voor de problemen in ons leven. Er is geen verlosser om ons te bevrijden van de dwaasheden in gedachten, woorden en daden die wij hebben begaan. De bevrijding van ons eigen lijden en dat van anderen lijkt een moeilijke, wellicht zelfs een onmogelijke opgave. Voor ons echter ligt een begaanbaar Pad dat beproefd is door vele honderdduizenden mensen sedert de dagen dat de Boeddha het onthulde en dat wacht om door ons betreden te worden.

praktisch werk

We beginnen het praktische werk met het introduceren van een gereedschap dat ieder van ons al bij zich draagt: geconcentreerde aandacht, of kortweg concentratie. Wij weten allemaal uit ervaring wat concentratie is en hoe deze kan variëren. We kunnen bijvoorbeeld geheel opgaan in een boek, het autorijden of een sportactiviteit: de aandacht is dan gebundeld, de concentratie is sterk of intens. En soms springen we van de hak op de tak, zonder dat we iets grondig tot ons door laten dringen, dan is de concentratie zwak of slap. Het toepassen van geconcentreerde aandacht is het fundament van elke geestelijke oefening en ook van de meditatie. Oefeningen in concentratie worden in alle religies aangetroffen. Het blijkt mogelijk te zijn om de sterkere of zwakkere concentratie niet alleen passief te ondergaan. We kunnen ook doelbewust proberen de concentratie te intensiveren.

Er zijn veel verschillende oefeningen mogelijk, want de aandacht kan op verschillende verschijnselen worden gericht. U kunt bijvoorbeeld proberen de aandacht alleen bij het zien van een bepaald voorwerp te houden. Op de juiste lichaamshouding voor de zitmeditatie wordt later ingegaan, voorlopig beperken we ons tot enkele belangrijke elementen: zit ont- spannen, houd de rug recht, blijf tijdens de oefening stil zitten en adem vrij. U plaatst een niet bewegend voorwerp op een neutrale achtergrond op een niet te grote afstand en neemt u voor er alleen maar naar te kijken. Uw aandacht richt u volledig op dit kijken. Andere gebeurtenissen of dingen die opkomen en uw aandacht vragen worden terzijde gelegd: met geduld en vriendelijkheid voor uzelf brengt u de aandacht weer terug naar het kijken naar het object. Doet u dit zo nu en dan eens voor vijf minuten. En laat later het resultaat eens op u inwerken. Het gaat nog niet om de details van de techniek: de bedoeling is slechts uit eigen ervaring de vernauwde of verruimde aandachtsbundel te leren herkennen.

Een andere geschikte oefening is concentratie op geluid. Doe hierbij de ogen dicht. Het beste is een natuurlijk geluid dat wel lichte afwisseling kent maar tamelijk constant is. U kunt ook ergens gaan zitten en gewoon alle geluiden registreren die zich voordoen, maar dit vergt al iets meer flexibiliteit. Ook hier brengt u steeds de aandacht terug, als ze is afgedwaald. Voor beide oefeningen geldt: doe ze regelmatig, maar niet langer dan vijf minuten. Rijzen er vragen, bespreek die dan met uw begeleider.