Inleiding
Boeddhisme kan het beste opgevat worden als een rijpingsproces, een stapsgewijze ontwikkeling, een geleidelijke verandering van een verdoolde staat tot een staat van weten. Juist omdat het een groeiproces is, is de juiste volgorde belangrijk. Proberen enkele stadia over te slaan, of ze vlug te doen, is onverstandig en houdt risico’s in. Als we alle stadia op correcte en grondige wijze doorlopen, hebben we de tijd om hun geldigheid te testen, want in het boeddhisme wordt niets op goed geloof aangenomen. We komen er weldra achter dat we een leraar nodig hebben, als we verder willen komen. De Boeddha herontdekte “een oude weg” in zijn eentje, maar dat kunnen slechts weinigen. Vrijwel een ieder van ons heeft hulp nodig.
De training binnen het boeddhisme kan in twee delen gesplitst worden. In de eerste plaats is er het beoefenen van oplettendheid in het dagelijks leven, het leren om alles dat met ons en in ons gebeurt op te merken, te aanvaarden en te doorstaan in een houding van respect voor anderen en voor wat is. In de tweede plaats is er de formele zitmeditatie, die we in het “praktische werk” eerder in de cursus ter sprake hebben gebracht en ook in Les 9.
Sila of morele discipline, zelfbeheersing
Willen we de zitmeditatie goed beoefenen, dan kunnen we niet nalaten ook de morele discipline op te pakken: sila zoals het in Pali heet. Morele discipline is een aspect van de religieuze praktijk dat vaak wordt misverstaan; toch is zij van essentieel belang. Elk spel heeft regels, die vrijwillig door de deelnemers aangeleerd en vervolgens stilzwijgend aangenomen worden, om het spelen van het spel mogelijk te maken. De vaardige speler is goed thuis in de regels, en wendt binnen deze regels zijn vaardigheid en vindingrijkheid aan. Hij voelt zich niet door de regels belemmerd, zoals de beginner. Zo is s⁄la een oefening die we, net als de regels van een spel, vrijwillig op ons nemen als we de Weg van de Boeddha wensen te gaan. Zonder deze oefening is het onmogelijk het pad te gaan.
In Les 5 staat onder het hoofdje “het juiste handelen” de morele gedragscode (s⁄la) voor de leek, samengevat in de Vijf Voorschriften. Het zijn voornemens om te proberen zich te onthouden van:
- Het schade toebrengen aan levende wezens
- Het nemen van iets dat niet gegeven is
- Seksueel wangedrag
- Onvaardig spreken van allerlei soort
- Geestverduisterende dranken en drugs
Deze voornemens werden besproken onder “het juiste spreken”, “het juiste handelen” en “het juist levensonderhoud”, drie stappen op het Edele Achtvoudige Pad. Dit zijn de “re- gels” voor het Boeddhistische “spel” en we moeten ons eraan wennen en ze in ons leven integreren, willen we ons serieus met het beoefenen van zitmeditatie bezig houden. Het doel van deze “regels” of voornemens is om te helpen bij het doen wegslijten van het scheidende, egocentrische en vastklampende ‘ik-gevoel’ dat de wortel van onze problemen is.
Zitmeditatie – regelmatig oefenen
Onder “Praktisch werk”, aan het einde van Les 2, werd de lezer voorgesteld om met het beoefenen van zitmeditatie te beginnen, met name het beoefenen van ånåpånasati of het observeren van de ademhaling. In de daarop volgende lessen werd u aangemoedigd met deze oefening door te gaan. Nu willen we er in iets meer detail op ingaan.
Allereerst moet onderstreept worden dat de oefening alleen echt waardevol kan zijn, als het oefenen regelmatig plaats vindt. Als u eraan begint, wijdt u zich er dan gewillig aan, elke dag op hetzelfde tijdstip. Bouw een regelmatig patroon op dat past bij uw karakter, verplichtingen en omstandigheden (inclusief tijdstip en duur van het zitten) en wijk niet van deze routine af, zodra een gril dat vraagt. Wees op zachtaardige wijze vastberaden op dit punt. Onthoud echter, dat de oefening gedaan moet worden als een vorm van zelfovergave, als een opgeven van jezelf – het moet niet een ik-gerichte, met stalen wil uitgevoerde handeling worden. Om de juiste houding tegenover de oefening (zelfovergave en dankbaarheid) te bevorderen, buigen sommige mensen bij aanvang van de meditatie naar een boeddhabeeld of naar het meditatiekussen. U kunt eens kijken of ook u daar baat bij hebt.
Doe uw zitmeditatie op een plaats die zo rustig is als u maar kunt regelen, op ongeveer hetzelfde tijdstip elke dag, en voor een regelmatige, van te voren vastgestelde periode. Er is natuurlijk geen bezwaar tegen het verhogen van de tijdsduur van de sessie, als u in de oefening thuis raakt, maar het tijdens de meditatie wijzigen van de tijdsduur is af te raden. Zit niet langer dan een half uur zonder onderbreking. Als u van plan bent langer te zitten, splits de sessie dan op in periodes van ongeveer een half uur. Om sleur te voorkomen kunt u de meditatie wel eens overslaan of in plaats daarvan een andere meditatie doen.
Lichaamshouding
Als u uw meditatie oefening ernstig neemt, moet u goed op uw houding tijdens het zitten letten – en trouwens ook bij andere gelegenheden. Een juiste houding maakt het mogelijk een wakkere geesteshouding in stand te houden en bespaart u de gejaagde rusteloosheid die veroorzaakt wordt door lichamelijke inspanning en ongemak.
Volgens traditie wordt er op de grond gezeten en in de lotushouding, dat wil zeggen met gekruiste benen en met de voeten op de tegenovergestelde dij gelegd. De lotushouding heeft het onmiskenbare voordeel van stabiliteit, omdat het een stevige driehoekige basis voor het lichaam verschaft.
Er bestaat ook een zogenaamde halve-lotus houding, waarbij slechts één voet op de tegenovergestelde dij wordt gelegd en de andere op de grond rust en ook hier zijn de benen gekruist. Als deze houding wordt aangenomen, is het verstandig het bovenste been af te wisselen om te vermijden dat het lichaam scheef wordt. Het is ook mogelijk in een eenvoudige houding met gekruiste benen te zitten of te knielen met de billen rustend op de hielen. Een kussen onder de billen kan helpen, als men op de vloer zit, omdat dit het gewicht naar voren verplaatst op de gekruiste benen, hetgeen de stabiliteit bevordert. Het kussen mag zo hoog zijn als u wilt, maar het is wel belangrijk om beide knieën de grond te laten raken, zodat ze een stevige driehoek vormen.
Veel westerlingen, vooral ouderen, vinden de lotus, halve lotus of kleermakerszit moeilijk, of bijna onhaalbaar. Wij zijn gewend op stoelen te zitten en onze benen zijn niet erg soepel. Als u op de grond zitten te moeilijk vindt om een rustige meditatie mogelijk te maken, ga dan vooral op een stoel of een kruk zitten, vooropgesteld dat de zitting stevig is en op een hoogte die het mogelijk maakt de dijen evenwijdig aan de vloer te houden. U moet in dat geval niet tegen de rugleuning aanleunen.
Belangrijk bij het zitten is een stabiele houding te vestigen. De rug moet recht zijn, met een duidelijk gevoel van een holle bocht erin. Als u op een stoel of kruk zit, moeten de benen 45 graden uit elkaar staan, met de voeten stevig en loodrecht op de grond. Het hoofd moet hoog gehouden worden, alsof het omhooggetrokken wordt bij de kruin, en de ogen half of helemaal gesloten, behalve als dit slaperigheid veroorzaakt. Leg de handen met de palmen naar boven in de schoot, de rechter in de linker, met de duimen losjes tegen elkaar aan.
Als deze instructies worden opgevolgd, moet het mogelijk zijn de zithouding zonder al teveel inspanning, ongemak of onrust vol te houden tijdens het halve uur, dat we aangeraden hebben. Onthoud dat een goede houding heel belangrijk is.
Soorten meditatie
In de meeste stromingen van het boeddhisme bestaan er twee grondtypes van meditatie:
samatha, dat leidt tot een kalmering van de geest tot een staat van eenpuntigheid (concentratie), en vipassanå, dat leidt tot de ontwikkeling van inzicht in de dingen zoals ze zijn – en waarvoor een kalme geest onontbeerlijk is. In de moderne westerse wereld zijn de meesten van ons overactief met denken. De beoefening van samatha is daarom belangrijk voor wie het spirituele leven opvat. Zoals alle spirituele trainingen, kost ook deze training tijd, en het is niet vanzelfsprekend, dat deelnemers aan deze cursus op elk moment tijdens deze cursus beschikken over de graad van concentratie die voor vipassanå vereist is. Bovendien, het zich begeven op het terrein van vipassanå vereist gewoonlijk begeleiding, en we raden niet aan om eraan te beginnen voordat de deelnemer voor zichzelf een goede leraar gevonden heeft, of een andere ervaren begeleider waarmee hij/zij in geregeld contact kan treden. Wij geven daarom alleen een globale beschrijving van de vipassanå-meditatie. Op de geplande ontmoetingsdag bestaat gelegenheid dieper op de techniek in te gaan.
Anåpånasati
De basis oefening voor samatha meditatie is ånåpånasati, het onpartijdig observeren van de ademhaling. Deze oefening introduceerden we in “Praktisch Werk” aan het eind van les 2, en in de daaropvolgende lessen bent u aangemoedigd ermee door te gaan. Deze meditatie zal in de meditator langzamerhand een steeds dieper wordend gevoel van kalmte bewerkstelligen dat in het dagelijks leven zal doorsijpelen, maar verwacht geen snelle resultaten. In de meeste gevallen zal het heel wat tijd kosten een overactieve moderne geest kalm te maken.
Mettå
De al in hoofdstuk 6 genoemde mettå-meditatie wordt meestal tot de concentratietechnieken gerekend (bijvoorbeeld in Buddaghosa’s standaardwerk voor meditatieleraren Visuddhimagga,(Het Pad der Reinheid)), maar eigenlijk onttrekt de techniek zich aan de tweedeling samatha – vipassanå. Ook al wordt de oefening speciaal aanbevolen voor mensen met een opvliegend karakter, toch reikt ze veel verder dan een functie als tegengif: mettå is een van de eigenschappen die de geest binnenvloeien, wanneer de kilesas minder sterk worden, en behoort onverbrekelijk bij het boeddhistische pad.
Een korte schets van de beoefening van mettå-meditatie moge een indruk geven van deze in het Theravåda-boeddhisme veel gebruikte techniek. De meditator visualiseert in zichzelf (vaak in het hart) een plek van onvoorwaardelijke liefde. Daarbij moet hij/zij kalm worden en hinderende emoties laten gaan. Deze onvoorwaardelijke liefde wordt eerst op zichzelf gericht, d.w.z. op eigen lichaam en geest. Vervolgens wordt de kring waartoe de onvoorwaardelijke liefde wordt uitgestrekt steeds groter gemaakt. Tenslotte omvat ze alles. Ze wordt grenzeloos.
Mettå begint altijd bij onszelf. In de westerse cultuur wordt dat soms vreemd of egoïstisch gevonden, maar het is essentieel. In plaats van het visualiseren van een plaats van onvoorwaardelijke liefde wordt ook wel aanbevolen het stilstaan bij de goedheid in zichzelf. Dit dient niet om de eigendunk te vergroten, maar is een bewijs van trouw aan ons eigen geluk, het zien van ons geluk als de basis voor verbondenheid met alle levende wezens. Als het niet zo goed lukt om de goedheid in onszelf of anderen te zien, dan kunnen we uitgaan van de wens om gelukkig te worden, die we in onszelf vinden en die we bij alle levende wezens kunnen veronderstellen.
Het uitbreiden van mettå naar de omgeving en uiteindelijk naar alle levende wezens kan op verschillende manieren geschieden. Soms gebeurt dat via de afzonderlijke windrichtingen, soms ook kiest men als bestemming voor de mettå eerst mensen die men liefheeft, dan men- sen waar men neutraal tegenover staat, en tenslotte mensen waar men een hekel aan heeft. Er volgen nu enkele omschrijvingen van mettå waaruit mag blijken waarin het zich van alledaagse gevoelens onderscheidt, en hoe zeer het verweven is met het inzicht dat door Vipassanå-meditatie verworven wordt. Mettå wordt vaak omschreven als: liefde zonder het verlangen te bezitten, wel wetende dat in laatste instantie er geen bezit en geen bezitter is. Ook als liefde zonder uit te kiezen en uit te sluiten, wel wetende dat zo iets doen betekent het tegendeel van liefde op te wekken: ongenoegen, afkeer en haat. Liefde zonder te praten of te denken over ‘ik, wel wetende dat dit zogenaamde ‘ik’ een waan is. Voor een goede inleiding in de mettå-meditatie verwijzen we naar het boek van Sharon Salzberg op de boekenlijst.
Vipassanå
Vipassanå-meditatie berust op opmerkzaamheid (sati), en kan alleen vrucht dragen, als het beoefend wordt in samenwerking met opmerkzaamheid in het dagelijks leven. In tegenstelling tot vele samatha-meditaties zijn de onderwerpen van de oefening allemaal bewegende objecten, inwendig of uitwendig.
Als basis wordt de beweging van de ademhaling genomen, die voelbaar is in de buik. Bij inademing komt de buik iets omhoog, bij uitademing valt hij iets terug. Bij sommige vipas- sanå-technieken wordt de ademhaling net als bij de meest gangbare vorm van ånåpånasati in het gebied rond de neus gevolgd. Waar men de ademhaling ook observeert, zij behoort niet beïnvloed te worden.
Vipassanå is doordringend en onderzoekend; de meditator wordt aangespoord om nauw- keurig te observeren wat er gebeurt, en dus niet om, zoals in samatha-meditatie, te rusten in kalme concentratie. Het vraagt een volstrekte eerlijkheid tegenover zichzelf en een groot doorzettingsvermogen.
Wanneer tijdens de meditatie verstoringen optreden – en zij zullen optreden: uitwendige verstoringen zoals geluiden en geuren of inwendige zoals losse gedachten en lichamelijk ongemak –, worden deze niet genegeerd, zoals in de samatha-meditatie. In plaats daarvan worden ze tot het tijdelijke object van meditatie gemaakt en benoemd als “horen”, “rui- ken”, “denken”, “pijn” enz. totdat ze verflauwen, en dan wordt de aandacht weer naar het basisobject (de bewegingen ten gevolge van de ademhaling) teruggebracht. Eigenlijk bestaan er dus voor de Vipassanå geen verstoringen.
Vrijwel vanaf het begin zullen er inzichten opkomen – de meditator zal zichzelf en de wereld in een geheel nieuw licht zien; verhoudingen en verbanden die tevoren niet herkend werden zullen opgemerkt worden en het besef van detail en structuur zal verfijnder worden. De ketenen van egocentrische onwetendheid zullen langzamerhand losser worden. Langdurig volgehouden vipassanå-meditatie kan leiden tot een doorbraak, die in de Theravåda als het Bereiken van het Pad en in de Zen als Satori bekend staat. Zo wordt door geconcentreerde oplettendheid op anicca de andere waarheid van anattå verwezenlijkt.
De vipassanå gaat terug op het satipatthåna-sutta (MN I 55) en het mahå-satipatthåna- sutta (DN II 290) van de Pali Canon. Satipatthåna wordt vaak vertaald als Grondslagen van oplettendheid. Het zijn eigenlijk de terreinen, waarop oplettendheid zich kan manifesteren, namelijk het lichaam (kåya), de gevoelens (vedanå), en de geest of het hart (citta) en de ‘objecten’ (dhamma). De sutta’s geven geen al te concrete aanwijzingen voor de techniek en worden verschillend geïnterpreteerd. Er bestaan dan ook verschillende soorten vipassanå. De vipassanå volgens Mahasi Sayadaw bevat zitten, lopen, staan en liggen, en vermijdt diepe concentratie. De methode van U Ba Khin en zijn meer bekende leerling Goenka (spreek uit Goënka) gebruikt alleen de zithouding, legt meer de nadruk op concentratie en laat de meditator systematisch haar/zijn hele lichaam met de aandacht doorlopen.
In het algemeen kan men wel het volgende zeggen. De oefening begint met het observeren van de ademhaling totdat lichaam en geest tot rust zijn gekomen. Vervolgens observeert men wat er met zich en in zich gebeurt met zuivere aandacht. Dit wordt “zuivere aandacht” genoemd, omdat het vrij is van gedachten of commentaren op wat er gezien wordt. Als zulke gedachten of commentaren opkomen, worden deze op hun beurt weer het object van zuivere aandacht. Ze behoren niet verworpen of nagejaagd te worden.
Er volgt nu een klein voorbeeld van hoe zuivere aandacht werkt. Men observeert wat er in het lichaam gebeurt, wanneer men zich bewust wordt van gerommel in de maag ten gevolge van honger. De zuivere aandacht wordt hierop gericht. Het bewustzijn hiervan wordt enige tijd vastgehouden. Dan treedt er een kramp op in het been en de zuivere aan- dacht wordt op dit lichaamsproces gericht. Het bewustzijn blijft bij de pijn, voegt er niets aan toe, totdat de pijn wegebt of minder belangrijk wordt. Men kan ook besluiten haar/zijn been te bewegen. Dan moet men zich bewust zijn van zowel de beslissing als de beweging. Op deze manier verrijst een patroon van een lichaam in werking en van de geest die ook in actie komt. Langzamerhand gaat men beter begrijpen hoe het lichaam werkt, en waar “ik” in beeld kom en ook hoe de gevoelens en de geest/het hart werken.
Geen magie
Meditatie wordt soms omgeven met een waas van magie en geheimzinnigheid. Mensen denken vaak dat alleen al dat, wat zij meditatie noemen, al hun problemen zal genezen, en dat, wanneer men met gekruiste benen zit en de ogen heel of half gesloten houdt, plotseling de verlichting zal komen. Dit is onzin, en zal tot teleurstelling leiden. Meditatie is een praktisch gereedschap om een nauwkeuriger en helderder blik te krijgen op wat er gebeurt in het lichaam, de geest en in de wereld om ons heen. Hoe helder ons bewustzijn wordt hangt geheel af van – en de helderheid is proportioneel aan – de inspanning die geleverd wordt, de energie die erin gestopt wordt; en het grootste deel van die inspanning wordt gedurende ons gewone dagelijkse leven verricht. Blijf uw inzichten ontwikkelen en krijg een helder idee van uw gevoelens; laat uw begrip rijpen. Wanneer de tijd rijp is, zal er bevrijding komen, “Ontwaken”, zoals de Boeddha het noemde. Het spreekt vanzelf dat dit een levenswerk is en niet iets dat “ik” in 22 weken voor elkaar kan krijgen – sterker nog: “ik” kan het nooit bereiken.
Oefenen in het dagelijks leven
De noodzaak om ook in het dagelijks leven te oefenen is in deze cursus al eens beklemtoond. De westerse filosofie, psychologie en religie leggen teveel nadruk op de theorie. Wij willen u vragen Les 5 nog eens door te nemen, en het edele achtvoudige pad van de Boeddha als volgt in drie groepen te verdelen
Wijsheid (paññå): De juiste visie, De juiste intentie
Morele discipline (sila): Het juiste spreken, Het juiste handelen, De juiste wijze van levensonderhoud
Training van de Geest (jhåna): De juiste inspanning, De juiste aandacht, De juiste concentratie
Deze drie onderdelen van het pad beïnvloeden elkaar wederzijds en het schema moet dus niet als een lineaire temporele volgorde begrepen worden, maar als een cyclische ontwikkeling. Toch is het, didactisch gezien, raadzaam te beginnen met de groep wijsheid. De basis daarvoor hebben we gelegd in de Lessen 3 tot en met 6. Ook morele discipline is besproken (hierboven en in Les 5). Wat betreft de training van de geest: daarvan is de juist concentratie/ meditatie besproken in Les 9 en 10. De andere twee stappen van het achtvoudige pad: juiste inspanning en juiste aandacht/oplettendheid worden in het dagelijks leven geoefend.
Gewoonlijk nemen wij de wereld waar via de vervormingen van het ik. Willen wij de wereld zien zoals zij is, dan moeten we juiste opmerkzaamheid oefenen, met niet aflatend pogen, dag in dag uit. Juiste aandacht wil zeggen: het waarnemen van zowel wat er buiten ons als in ons is. Er is geduld voor nodig; we dienen bereid te zijn om dingen die ons overkomen te doorstaan en niet elke onbevredigende toestand te willen veranderen. Wie zich afvraagt wat juiste aandacht precies inhoudt, kan zich rekenschap geven van wat het tegendeel is: in fantasie wegglijden, onredelijke angsten, wilde verwachtingen, dagdromen enz. Wij dienen ons niet te laten meeslepen, niet door ‘positieve’ en niet door ‘negatieve’ dingen.
Een voorbeeld. Gebeurt er iets dat ik onprettig vind, dan registreer ik wat er is en probeer ik niet hemel en aarde te bewegen om die toestand te veranderen. Ik wordt niet moedeloos en probeer het feit niet weg te redeneren. Ik kijk er gewoon naar en verdraag de aanwezigheid van de energie die in me opgekomen is. In dit geval is het weerstand, maar een andere keer kan het verlangen zijn. Als ik me niet laat meeslepen door gevoelens en emoties, kan de aandachtigheid blijven. Dit betekent niet dat we niet naar de tandarts gaan, als we kiespijn hebben. Het betekent wel dat we voortdurend op onze hoede zijn voor de Drie Vuren (Les 3). Als we steeds maar weer de hitte van deze vuren herkennen en verdragen, zal er op den duur niets van over blijven, en zullen de vuren doven bij gebrek aan brandstof. Dit is een proces van zuivering.
Wie serieus met de toepassing van het boeddhisme in het dagelijks leven bezig gaat, herziet ook zijn levensstijl of dagindeling. Kijk zelf of u daar aan toe bent. Zo’n herziening kan oude vastgeroest patronen verschuiven. Wij noemen enkele dingen die bevorderlijk zijn gebleken. Dat is in de eerste plaats een regelmatig leven. Verder is het raadzaam onnodige onrust te vermijden door voor activiteiten te kiezen die kalm en opbouwend zijn. Bevorderlijk is ook creatief werk, al dan niet lichamelijk. Dit is nog beter dan lezen over boeddhisme, dat ook helpt. Het is niet goed alle lichamelijke activiteiten achterwege te laten.
Er volgt een algemene wenk tot besluit. Het belangrijkste is niet de houding van “ik doe” te cultiveren, maar die van “ik geef me over aan wat ik aan het doen ben”. Onze spanningen en angsten zijn een rechtstreeks gevolg van ons pogen “de regenboog beet te pakken” zoals de Engelsen het uitdrukken. En ze zijn ook de oorzaak van teleurstelling, als we in actie komen. Wat er mis mee is, is dat hoewel we een vaag besef hadden dat we behoefte hebben aan een vredige kern, we die proberen te bereiken op een manier die dat bereiken in feite onmogelijk maakt.